kerstvakantie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kerstvakantie (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈkɛrst.fa.ˌkɑn.ʦi/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈkɛrst.fa.ˌkɑn.si/
- (Limburg): /ˈkɛrz.va.ˌkɑn.si/
Woordafbreking
- kerst·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kerst en vakantie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstvakantie | kerstvakanties |
verkleinwoord | kerstvakantietje | kerstvakantietjes |
Zelfstandig naamwoord
kerstvakantie v
- een schoolvakantie op het einde van het jaar die gewoonlijk twee weken duurt
- Veel gezinnen zoeken de sneeuw op tijdens de kerstvakantie.
Vertalingen
1. een schoolvakantie op het einde van het jaar die gewoonlijk twee weken duurt
Gangbaarheid
- Het woord kerstvakantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kerstvakantie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.