kerstdag
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kerstdag (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈkɛrs.dɑχ/, /kɛrs.ˈdɑχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈkɛrs.dɑx/, /kɛrs.ˈdɑx/
- (Limburg): /ˈkɛrz.dɑx/
Woordafbreking
- kerst·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kerst en dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstdag | kerstdagen |
verkleinwoord | kerstdagje | kerstdagjes |
Zelfstandig naamwoord
kerstdag m
- 25 december, de dag waarop de christenen Christus' geboorte feestelijk herdenken.
- Wij vinden kerstdag een belangrijke herdenkingsdag.
- één van de kerstfeestdagen.
- Het is vandaag tweede kerstdag!
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord kerstdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kerstdag' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.