kerkgebruik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kerkgebruik    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈkɛrk.χəˌbrœʏ̯k/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈkɛrk.ɣəˌbrœːk/
Woordafbreking
  • kerk·ge·bruik
Woordherkomst en -opbouw
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord kerkgebruik kerkgebruiken
verkleinwoord kerkgebruikje kerkgebruikjes
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord kerkgebruik -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

kerkgebruik v/m

  1. (religie) een set gebruiken gedeeld binnen een kerkgemeenschap
    • "Maar de lieden die tot hem behoorden, moesten de mis bezoeken, (*) en als hij den Godsdienst volgens Engelsch kerkgebruik in zijn huis houden liet, werd hij voor eenigen tijd van het Hof uitgesloten en moest Madrid verlaten".  [1]
  1. het gebruiken van een kerkgebouw
    • Hier is de lijst met reserveringen voor kerkgebruik door derden. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'kerkgebruik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.