karwij
Nederlands
![]() |
![](../I/m/Carum_carvi_-_K%C3%B6hler%E2%80%93s_Medizinal-Pflanzen-172.jpg)
Carum carvi
Woordafbreking
- kar·wij
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘specerijplant’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | karwij | karwijen |
verkleinwoord | karwijtje | karwijtjes |
Zelfstandig naamwoord
karwij v / m [3]
- (plantkunde), (kruid), (specerij), (voeding) Carum carvi
schermbloemige plant en keukenkruid bestaande uit het aromatische zaad hiervan dat sterker, scherper en minder bitter van smaak is dan komijnzaad
Synoniemen
- echte karwij, kummel, Romeinse komijn, wilde komijn
Hyponiemen
- kranskarwij
Afgeleide begrippen
- karwijzaad, karwijzaadolie
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord karwij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'karwij' herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.