karamel
Nederlands
Woordafbreking
- ka·ra·mel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gebrande suiker’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Van Latijn cannamella (suikerriet), van canna (riet) + melleus (als honing, honingzoet). Het deel canna vindt men ook terug in woorden als canon, kanaal, kaneel en kanon.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | karamel | karamels |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
karamel v/m
- gebrande suiker
Vertalingen
1. gebrande suiker
Gangbaarheid
- Het woord karamel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'karamel' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.