kaneel

Nederlands

Cinnamomum verum
Uitspraak
  • Geluid:  kaneel    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɑˈnel/
Woordafbreking
  • ka·neel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘specerij’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
  • Komt van het Franse cannelle, een verkleiningsvorm van canne (rietstengel). Dit komt op zijn beurt van het Griekse kanna (riet). Het is verwant met het Hebreeuws qane (riet) en het Arabische qanah (riet). [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kaneel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

kaneel o en m

  1. (specerij) een specerij van de gedroogde binnenbast van de kaneelboom, gebruikt als smaakmaker in vele gerechten
    • Ik houd erg van kaneel. 
Hyponiemen
  • ceylon-kaneel, pijpkaneel
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kaneel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.