kanarie
Nederlands
Woordafbreking
- ka·na·rie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in 1554 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kanarie | kanaries |
verkleinwoord | kanarietje | kanarietjes |
Zelfstandig naamwoord
kanarie m
- (dierkunde), (vogels) Serinus canaria
, een kleine zangvogel van het geslacht Serinus , oorspronkelijk van de Canarische Eilanden
Hyponiemen
- befkanarie, boerenluiskanarie, citroenkanarie, zeekanarie
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. Serinus canarius, een kleine zangvogel
Gangbaarheid
- Het woord kanarie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kanarie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.