kamermusicus
Nederlands
Woordafbreking
- ka·mer·mu·si·cus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kamer zn en musicus zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kamermusicus | kamermusici |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
kamermusicus m [1]
- iemand die muziek maakt samen met een paar andere mensen
- Ik dacht na. 'Ik ben kamermusicus. In wezen. In mijn woonkamer.' [2]
- De vaste kern van het ensemble verenigt klassemusici die als orkest- en kamermusicus, maar ook als solist een stevige reputatie hebben opgebouwd. [3]
Verwante begrippen
- solist, orkestmusicus
Gangbaarheid
- Het woord kamermusicus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Sandes, David De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 24
- de Standaard 12 SEPTEMBER 2008
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.