solist

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • so·list
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘die alleen uitvoert’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • Afgeleid van solo met het achtervoegsel -ist
enkelvoud meervoud
naamwoord solist solisten
verkleinwoord solistje solistjes

Zelfstandig naamwoord

solist m

  1. iemand die in zijn of haar eentje een opvoering geeft in een deel of gedurende de gehele opvoering
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord solist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.