kamerling

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·mer·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kamerheer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1050 [1]
  • afgeleid van kamer met het achtervoegsel -ling [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kamerling kamerlingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

kamerling m [3]

  1. (beroep) kamerheer
Hyponiemen
  • opperkamerling
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kamerling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.