kajak
Nederlands
Woordafbreking
- ka·jak
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘eenpersoonsvaartuigje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kajak | kajakken kajaks |
verkleinwoord | kajakje | kajakjes |
Vertalingen
1. een gesloten kano om in wild water of op zee te varen
Gangbaarheid
- Het woord kajak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kajak' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.