kajak

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·jak
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘eenpersoonsvaartuigje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kajak kajakken
kajaks
verkleinwoord kajakje kajakjes

Zelfstandig naamwoord

kajak m

  1. (palindroom) een gesloten kano om in wild water of op zee te varen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kajak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Zelfstandig naamwoord

kajak

  1. (palindroom) kajak


Pools

Zelfstandig naamwoord

kajak m

  1. (palindroom) kajak
Afgeleide begrippen
  • kajakarz, kajakowy
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.