jachtseizoen
Nederlands
Woordafbreking
- jacht·sei·zoen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van jacht en seizoen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jachtseizoen | jachtseizoenen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
jachtseizoen o
- de periode waarin er gejaagd mag worden (op een bepaalde wildsoort)
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord jachtseizoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jachtseizoen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.