jachtseizoen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jacht·sei·zoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jachtseizoen jachtseizoenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

jachtseizoen o

  1. de periode waarin er gejaagd mag worden (op een bepaalde wildsoort)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord jachtseizoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.