inzegenen
Nederlands
![](../I/m/Henk_Kater_(1965).jpg)
[3] Henk Kater die het huwelijk van Prinses Beatrix en Prins Claus inzegende
Woordafbreking
- in·ze·ge·nen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van in en zegenen
Werkwoord
inzegenen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inzegenen |
zegende in |
ingezegend |
zwak -d | volledig |
- een persoon of zaak heilig maken (bijv. de inzegening van een kerk) zodat ze gereed zijn voor hun religieuze taak
- van niet-religieuze zaken of mensen: ze voor hun bestemming gereed maken door er godszegen voor te vragen en ze te beveiligen tegen de boze
- van een huwelijk: een echtpaar door het huwelijkse sacrament door god aan elkaar binden
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord inzegenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inzegenen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.