inwilligen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inwilligen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɪɱwɪləɣə(n)/
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
inwilligeningewilligd
inwilliginginwilligend
Woordafbreking
  • in·wil·li·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘toestaan’ voor het eerst aangetroffen in 1647 [1]
  • samenstellende afleiding van in (bijwoord) en willig (bijvoeglijk naamwoord) met het achtervoegsel -en dat de onbepaalde wijs van een werkwoord vormt; vergelijk bewilligen en verwilligen, mogelijk leenvertaling van Duits einwilligen[2][3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inwilligen
willigde in
ingewilligd
zwak -d volledig

Werkwoord

inwilligen

  1. ditransitief aan een verzoek voldoen
    • Zij hebben uiteindelijk toch van de gemeente hun verzoek ingewilligd gekregen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord inwilligen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.