inrit
Nederlands
Woordafbreking
- in·rit
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van in en rit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inrit | inritten |
verkleinwoord | inritje | inritjes |
Zelfstandig naamwoord
inrit m
- een weg die van de straat naar een gebouw e.d. voert
- Er stond een auto voor de inrit.
Vertalingen
1. een weg die van de straat naar een gebouw e.d. voert
Gangbaarheid
- Het woord inrit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inrit' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.