informateur
Nederlands
Woordafbreking
- in·for·ma·teur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van informeren met het achtervoegsel -ateur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | informateur | informateurs |
verkleinwoord | informateurtje | informateurtjes |
Zelfstandig naamwoord
informateur m [1]
- (beroep) iemand die informeert (informatie vergaart en verstrekt)
- (politiek) iemand die na de Tweede Kamerverkiezingen onderzoekt of een kabinetsformateur met een bepaalde opdracht kans van slagen zou hebben
Gangbaarheid
- Het woord informateur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'informateur' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.