imitatie
Nederlands
Woordafbreking
- imi·ta·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘nabootsing’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- Naamwoord van handeling van imiteren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | imitatie | imitaties |
verkleinwoord | imitatietje | imitatietjes |
Zelfstandig naamwoord
imitatie v
- het nabootsen
- Hou toch eens op met de imitatie van mij!
- een nabootsing
- Pas op, dat is een imitatie!
Antoniemen
- [2] origineel
Hyponiemen
- marmerimitatie
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Vertalingen
1. nabootsing
Gangbaarheid
- Het woord imitatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'imitatie' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.