idem
Nederlands
Woordafbreking
- idem
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bijwoord: de- of hetzelfde’ voor het eerst aangetroffen in 1515 [1]
- van Middelnederlands idem dat geleidelijk de betekenis van item overnam [2][3]
Bijwoord
idem
- dezelfde, hetzelfde, net zo, gebruikt om aan te geven dat een eerdere uitspraak hier opnieuw van toepassing is
- Het is niet van iemands politieke kleur afhankelijk of hij goed of slecht samenwerkt met zijn collega die vrouw, zwart, genderneutraal et cetera is. Idem voor allerlei kennisfeiten die men aanhangt: medewerkers met ‘bizarre meningen’ kunnen onwijs toffe collega’s zijn, ook in heel diverse teams. [4]
Gangbaarheid
- Het woord idem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'idem' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "idem" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- idem op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Geffen, G. van Applaus voor ontslag bij Google (10 augustus 2017) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-10-10
Latijn
Voornaamwoord
idem; bepalend voornaamwoord; m nominativus enkelvoud en o nominativus & accusativus enkelvoud
Verwante begrippen
- eadem v
Verbuiging m
sing. | plur. | |
---|---|---|
nom. | īdem | eīdem |
gen. | eiusdem | eōrundem |
dat. | eīdem | eīsdem |
acc. | eundem | eōsdem |
abl. | eōdem | eīsdem |
Middelnederlands
Aanwijzend voornaamwoord
idem m
- dezelfde man of persoon
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.