huiswerk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huiswerk -
verkleinwoord huiswerkje huiswerkjes

Zelfstandig naamwoord

huiswerk o

  1. schoolwerk dat thuis verricht moet worden
    • Ze kregen geen huiswerk op, omdat er een proefwerk volgde. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord huiswerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.