houtkant

Nederlands

houtkant
Uitspraak
Woordafbreking
  • hout·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord houtkant houtkanten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

houtkant m [1]

  1. strook bomen, struikgewas en kreupelhout dat een stuk land omgeeft
    • De mix van grasland, bloemenweide, houtkanten en nu ook bomen biedt kansen aan fauna en flora. Tegelijk genieten de omwonenden van een fijne leefomgeving. Het Gasthuisbos is de voorbije twee decennia uitgegroeid tot een boscomplex van 35 ha. [2] 
    • De vogels sterven uit omdat door doorgedreven grootschalige landbouw de afgelopen jaren onverharde wegen, grasstroken en houtkanten verdwenen, waardoor ze hun broed- en eetplaatsen kwijtraakten. Maar ook, misschien zelfs vooral, omdat er niet genoeg insecten meer zijn waarmee ze zichzelf en hun jongen kunnen voeden. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord houtkant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.