heg
Nederlands
Woordafbreking
- heg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heg | heggen |
verkleinwoord | heggetje hegje |
heggetjes hegjes |
Zelfstandig naamwoord
heg v/m
- een (meestal lijnvormige) aanplanting van struiken en/of bomen die dient om ruimten te scheiden
Hyponiemen
- vlechtheg
Afgeleide begrippen
- heggendoornzaad, heggenduizendknoop, heggenkruid, heggenlandschap, heggenmus, heggenrank, heggenschaar, heggenwikke
Vertalingen
1. een (meestal lijnvormige) aanplanting van struiken en/of bomen die dient om ruimten te scheiden
Gangbaarheid
- Het woord heg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'heg' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Hongaars
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈhɛɡ/
Woordafbreking
- heg
Synoniemen
- forradás
- sebhely
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.