heg

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heg    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • heg
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘haag’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord heg heggen
verkleinwoord heggetje
hegje
heggetjes
hegjes

Zelfstandig naamwoord

heg v/m

  1. een (meestal lijnvormige) aanplanting van struiken en/of bomen die dient om ruimten te scheiden
Synoniemen
Hyponiemen
  • vlechtheg
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord heg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
heg
geheg
volledig

Werkwoord

heg

  1. hechten


Hongaars

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈhɛɡ/
Woordafbreking
  • heg

Zelfstandig naamwoord

heg

  1. litteken
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.