heks
Nederlands
Woordafbreking
- heks
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘tovenares’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- Ontleend aan Duits Hexe.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heks | heksen |
verkleinwoord | heksje | heksjes |
Zelfstandig naamwoord
heks v [3]
- een persoon, meestal een vrouw, aan wie bovennatuurlijke krachten worden toegeschreven
- In de middeleeuwen werd er in heksen geloofd.
- valse tovenares in sprookjes en mythen
- de boze heks sloot Hans op in het hok van het pannenkoekenhuisje
- (scheldwoord) onaangename, lastige vrouw
- wat is dat een heks geworden zeg !!!
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een persoon, meestal een vrouw, aan wie bovennatuurlijke krachten worden toegeschreven
Werkwoord
vervoeging van |
---|
heksen |
heks
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heksen
- Ik heks.
- gebiedende wijs van heksen
- Heks!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heksen
- Heks je?
Gangbaarheid
- Het woord heks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'heks' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Deens
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈhεgs/
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Duitse woord Hexe.
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | heks | heksen | hekse | heksene |
genitief | heks | heksens | hekses | heksenes |
Zelfstandig naamwoord
heks g
- heks
- een bovennatuurlijk vrouwelijk schepsel, dat volgens de Deense volksgeloof in verbond is met de duivel en dat mensen met behulp van hekserij schaadt
- (figuurlijk) een vrouw die boos is, grillig, eigenzinnig, sluwe of op andere wijze onuitstaanbaar is
Hyperoniemen
- [2]: fantasivæsen
Afgeleide begrippen
|
|
Verwante begrippen
- [2]: troldkvinde
- [2]: troldkarl
- [3]: furie
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: brændt som heks
verbrand als een heks
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /heks/
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Duitse woord Hexe.
Naar frequentie | 3524 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | heks | m: heksen v: heksa |
hekser | heksene |
genitief | heks' | m: heksens v: heksas |
heksers | heksenes |
Zelfstandig naamwoord
heks m / v
- heks
- (figuurlijk) een vrouw die boos is, grillig, eigenzinnig, sluwe of op andere wijze onuitstaanbaar is
Afgeleide begrippen
|
|
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /heks/
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Duitse woord Hexe.
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | heks | heksa (bijvorm) heksi |
hekser | heksene |
Zelfstandig naamwoord
heks v
- heks
- (figuurlijk) een vrouw die boos is, grillig, eigenzinnig, sluwe of op andere wijze onuitstaanbaar is
Afgeleide begrippen
|
|
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.