hef
Nederlands
Werkwoord
vervoeging van |
---|
heffen |
hef
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heffen
- Ik hef.
- gebiedende wijs van heffen
- Hef!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heffen
- Hef je?
Gangbaarheid
- Het woord hef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hef' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.