afhandelen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
afhandelen | afgehandeld |
afhandeling |
Woordafbreking
- af·han·de·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en handelen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afhandelen |
handelde af |
afgehandeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afhandelen
- overgankelijk regelen zodat het tot een einde komt
- Gelukkig kon de bank de lening afhandelen en hoefden we niet opnieuw langs.
Vertalingen
1. regelen zodat het tot een einde komt
Gangbaarheid
- Het woord afhandelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afhandelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.