gästrum

Zweeds
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • gäst·rum
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de Zweedse zelfstandige naamwoorden gäst en rum
Naar frequentie 27928
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gästrum     gästrummet     gästrum     gästrummen  
genitief   gästrums     gästrummets     gästrums     gästrummens  

Zelfstandig naamwoord

gästrum, o

  1. gastenkamer, hotelkamer, logeerkamer
  1. «Gästrummet ska bli mysigt med vita möbler, rosen tapeter och egen liten uteplats.»
    De gastenkamer is gezellig met witte meubels, rozenbehang en met een kleine privé patio.
Holoniemen
Afgeleide begrippen
  • gästrumsdörr

Zelfstandig naamwoord

gästrum

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van gästrum
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.