graveur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gra·veur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kunstenaar die graveert’ voor het eerst aangetroffen in 1796 [1]
  • Naamwoord van handeling van graveren met het achtervoegsel -eur [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord graveur graveurs
verkleinwoord graveurtje graveurtjes

Zelfstandig naamwoord

graveur m [3]

  1. (beroep) een ambachtsman of kunstenaar die figuren, initialen of namen graveert
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord graveur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.