gors
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gors
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘buitendijks land’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1339 [1]
- In de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1860 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gors | gorzen |
verkleinwoord | gorsje | gorsjes |
Zelfstandig naamwoord
gors v/m
- (vogels) een zangvogel van de Emberizidae-familie
- buitendijks aangeslibd land, dat bij gewone vloed niet meer onderloopt
Hyponiemen
- [1] geelgors, ijsgors, maskergors, rietgors
Afgeleide begrippen
- [2] gorsdijk
Vertalingen
1. een zangvogel van de Emberizidae-familie
Gangbaarheid
- Het woord gors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gors' herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.