outillage
Nederlands
Woordafbreking
- ou·til·la·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitrusting’ voor het eerst aangetroffen in 1926 [1]
- Naamwoord van handeling van outilleren met het achtervoegsel -age [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | outillage | outillages |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord outillage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'outillage' herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.