gemeenplaats
Nederlands
Woordafbreking
- ge·meen·plaats
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘alledaags gezegde’ voor het eerst aangetroffen in 1585 [1]
- samenstelling van gemeen bn en plaats zn (gemeen = gewoon) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gemeenplaats | gemeenplaatsen |
verkleinwoord | gemeenplaatsje | gemeenplaatsjes |
Zelfstandig naamwoord
gemeenplaats v / m [3]
- (taalkunde) veelvuldig gebruikt gezegde waarvan men de oorspronkelijke kracht niet meer voelt
Gangbaarheid
- Het woord gemeenplaats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gemeenplaats' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.