gelukzak
Nederlands
Woordafbreking
- ge·luk·zak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van geluk zn en zak zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelukzak | gelukzakken |
verkleinwoord | gelukzakje | gelukzakjes |
Zelfstandig naamwoord
gelukzak m
- iemand die veel toevallig voordeel heeft
- ‘Gelukwensen, Pierre!’ zeiden een drietal jongelui, terwijl ze kwamen toegelopen om hem de hand te drukken. ‘Kerel, ben jij een gelukzak’, zei een andere. [1]
Gangbaarheid
- Het woord gelukzak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gelukzak' herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Berkhof, A. Veel geluk, professor!. 5e druk (2001) Standaard Uitgeverij, Antwerpen; ISBN 90 02 20986 X; p. 183; geraadpleegd 2017-06-10
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.