geil

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geil    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /χɛi̯l/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣɛi̯l/
Woordafbreking
  • geil
enkelvoud meervoud
naamwoord geil -
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘wulps’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]

Zelfstandig naamwoord

geil o

  1. (informeel) zaadvocht
  2. (informeel) vrouwelijk afscheidingsvocht
Hyponiemen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen geilgeilergeilst
verbogen geilegeileregeilste
partitief geilsgeilers-

Bijvoeglijk naamwoord

geil

  1. begerig naar bijv. mediageil, publiciteitsgeil
  2. (seksualiteit) seksueel opgewonden, wellustig [2] (ook (pejoratief) [3])
    • Wat een geile bok is dat ! 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord geil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
geilen

geil

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geilen
    • Ik geil. 
  2. gebiedende wijs van geilen
    • Geil! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geilen
    • Geil je? 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.