geheim
Nederlands
Woordafbreking
- ge·heim
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘verborgen’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geheim | geheimen |
verkleinwoord | geheimpje | geheimpjes |
Zelfstandig naamwoord
geheim o
- informatie die verborgen wordt en bestemd is om dat te blijven
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- geheimhouden, geheimraad, geheimschrift, geheimschrijver, geheimstokerij, geheimtaal, geheimtip, geheimvol, geheimzegel, geheimzinnig
Vertalingen
1. informatie die verborgen wordt en bestemd is om dat te blijven
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geheim | geheimer | - |
verbogen | geheime | geheimere | geheimste |
partitief | geheims | geheimers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
geheim
- opzettelijk verborgen
- De Nederlandse regering hield tegen afspraken in belastingafspraken met multinationals geheim voor andere Europese landen. [3]
Vertalingen
1. opzettelijk verborgen
Gangbaarheid
- Het woord geheim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geheim' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.