gasten
Nederlands
Woordafbreking
- gas·ten
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
gasten mv
Synoniemen
- [2] gastes
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gasten |
gastte |
gegast |
zwak -t | volledig |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als onbepaalde wijs werkwoord.
Werkwoord
gasten
- onovergankelijk als een van de genodigden deelnemen aan een maaltijd die iemand anders organiseert
- overgankelijk (landbouw) bossen gemaaid graan of ander geoogst gewas gebundeld op de akker zetten om te drogen
Synoniemen
- garsten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gassen |
gasten
- meervoud verleden tijd van gassen
- Wij gasten.
- Jullie gasten.
- Zij gasten.
- Wij gasten.
Gangbaarheid
- Het woord gasten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gasten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gastar |
gasten
- aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van gastar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van gastar
vervoeging van |
---|
gastarse |
gasten
- aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van gastarse
- gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van gastarse
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.