garf

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • garf
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schoof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1170 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord garf garven
verkleinwoord garfje garfjes

Zelfstandig naamwoord

garf v / m [4]

  1. (landbouw) schoof
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • garfboer, garfpacht, garfplichtig
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
garven

garf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van garven
    • Ik garf. 
  2. gebiedende wijs van garven
    • Garf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van garven
    • Garf je? 

Gangbaarheid

  • Het woord garf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
10 %van de Nederlanders;
10 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.