galerij
Nederlands
Woordafbreking
- ga·le·rij
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zuilengang’ voor het eerst aangetroffen in 1538 [1]
- afgeleid van het Franse galerie (met het achtervoegsel -erij) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | galerij | galerijen |
verkleinwoord | galerijtje | galerijtjes |
Zelfstandig naamwoord
galerij v
- De galerij maakt het mogelijk beschut naar de voordeur te lopen.
- museum- of tentoonstellingszaal, vooral voor schilderijen (schilderijengalerij) of beeldhouwwerken (beeldengalerij)
- een zaak waar kunstwerken verkocht worden en kleine tentoonstellingen plaatsvinden, galerie
- de hoogste en goedkoopste plaatsen in de schouwburg of theater
- een verzameling gelijksoortige objecten die worden getoond (b.v. op een computer) fotogalerij, portretgalerij
Hyponiemen
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
- galerijbos, galerijflat, galerijgraf, galerijhouder, galerijwoning
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord galerij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'galerij' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.