fulmineren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ful·mi·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘heftig uitvaren’ voor het eerst aangetroffen in 1574 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse fulminer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fulmineren
fulmineerde
gefulmineerd
zwak -d volledig

Werkwoord

fulmineren [3]

  1. razen, tekeergaan, tieren
  2. feestelijk verlichten, illumineren
  3. knallen, ploffen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fulmineren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.