fractie
Nederlands
Woordafbreking
- frac·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderdeel’ voor het eerst aangetroffen in 1787 [1]
- van Latijn fractio breuk, gedeelte, misschien via Frans fraction[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fractie | fracties |
verkleinwoord | fractietje | fractietjes |
Zelfstandig naamwoord
fractie v
- breuk, deel van een geheel, klein deel
- (politiek) de gezamenlijke vertegenwoordigers van een politieke partij in een volksvertegenwoordiging;
- (politiek), (verouderd) zich afzonderende groep binnen een politieke partij
- (natuurkunde) elk verdampingsstadium van een mengsel van stoffen met verschillend kookpunt
Hyponiemen
- diffractie, eenmansfractie, ejectiefractie, eurofractie, infractie, massafractie, molfractie, raadsfractie, refractie, regeringsfractie, restfractie
Vertalingen
1. een klein deel
2. gezamenlijke vertegenwoordigers van een politieke partij in een volksvertegenwoordiging
Gangbaarheid
- Het woord fractie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fractie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.