forensisch
Nederlands
Woordafbreking
- fo·ren·sisch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘betrekking hebbend op het gerecht’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- van Latijn forum "plein" via forensis "van het plein, publiek" (in dit geval duidend op het plein als plaats waar recht werd gesproken) met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | forensisch | forensischer | |
verbogen | forensische | forensischere | |
partitief | forensisch | forensischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
forensisch
- (juridisch) betrekking hebbend op justitie
- Hij specialiseerde zich in forensische geneeskunde.
Vertalingen
1. (juridisch) betrekking hebbend op justitie
Gangbaarheid
- Het woord forensisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'forensisch' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.