fietsenrek

Nederlands

Fietsenrek
Uitspraak
Woordafbreking
  • fiet·sen·rek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsenrek fietsenrekken
verkleinwoord fietsenrekje fietsenrekjes

Zelfstandig naamwoord

fietsenrek o

  1. rek om fietsen te parkeren
  2. (medisch) (figuurlijk) gebit met grote tussenruimte tussen de tanden
  3. (figuurlijk) gebit waarin tanden ontbreken
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fietsenrek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.