fietsenrek
Nederlands
Woordafbreking
- fiet·sen·rek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets en rek met het invoegsel -en- die kan worden opgevat als meervoudsuitgang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietsenrek | fietsenrekken |
verkleinwoord | fietsenrekje | fietsenrekjes |
Zelfstandig naamwoord
fietsenrek o
- rek om fietsen te parkeren
- (medisch) (figuurlijk) gebit met grote tussenruimte tussen de tanden
- (figuurlijk) gebit waarin tanden ontbreken
Synoniemen
- 1. rek om fietsen te parkeren
- 2. gebit met grote tussenruimte tussen de tanden
- 3. gebit waarin tanden ontbreken
Vertalingen
1. rek om fietsen te parkeren
Gangbaarheid
- Het woord fietsenrek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fietsenrek' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.