ezelsoor

Het ezelsoor aan een pagina van Voyage au bout de la nuit van Louis-Ferdinand Céline.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ezels·oor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘omgevouwen hoek’ voor het eerst aangetroffen in 1766 [1]
  • samenstelling van  ezel   en  oor   met het invoegsel -s- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ezelsoor ezelsoren
verkleinwoord ezelsoortje ezelsoortjes

Zelfstandig naamwoord

ezelsoor o [3]

  1. omgevouwen hoek van een bladzijde
    • Hij heeft een ezelsoor gevouwen als herinnering bij de pagina waar hij was met lezen. 
    • Met leren banden worden de kaften nu beschermd. "De boeken waar een wit briefje uitsteekt moeten nog gerepareerd worden, nog 556 stuks" vertelt Rosenberg, druk rondlopend van kast naar kast. Ezelsoren gladstrijken doet het personeel van de bibliotheek zelf. De ingewikkelde reparaties worden uitbesteed aan een atelier.[4] 
  1. een dom persoon, domoor
  2. oor van een ezel
  3. (Stachys byzantina) een grijs groene plantensoort

Gangbaarheid

  • Het woord ezelsoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.