espresso
Nederlands
![](../I/m/Tazzina_di_caff%C3%A8_a_Ventimiglia.jpg)
Espresso in klassiek porseleinen kopje
Woordafbreking
- es·pres·so
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘zwarte koffie’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1]
- Van het Italiaanse caffè espresso (geperste koffie) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | espresso | espresso's |
verkleinwoord | espressootje | espressootjes |
Zelfstandig naamwoord
espresso m [3]
- (drinken) geconcentreerde koffie, gebrouwen door het stuwen van heet (niet-kokend) water onder hoge druk door fijngemalen koffie
- Hij neemt een slokje espresso.
Afgeleide begrippen
- espressoapparaat, espressobar, espressokoffie, espressomachine, espressomengsel, espressomethode, espressopot
Vertalingen
1. geconcentreerde koffie
Gangbaarheid
- Het woord espresso staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'espresso' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.