bedoelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·doe·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zich ten doel stellen, aanduiden’ voor het eerst aangetroffen in 1731 [1]
  • Afgeleid van doelen met het voorvoegsel be- of afgeleid van doel met het voorvoegsel be-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bedoelen
bedoelde
bedoeld
zwak -d volledig

Werkwoord

bedoelen

  1. met een woord of toespeling iets of iemand aanduiden of proberen aan te duiden
    • Ik bedoel maar te zeggen dat ik wél even gelijk had... 
  1. overgankelijk iets met een bepaald oogmerk doen
    • Zo kwaad was het nou ook weer niet bedoeld. 
    • Het was goed bedoeld. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bedoelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.