enigheid
Nederlands
Woordafbreking
- enig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | enigheid | enigheden |
verkleinwoord | enigheidje | enigheidjes |
Zelfstandig naamwoord
enigheid v
- datgene waar men het met elkaar eens kan zijn
- De Drie Formulieren van Enigheid - de belijdenisgeschriften Heidelbergse Catechismus, Nederlandse geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels - komen er dan ook niet meer aan te pas in Enschede. 'Positief-christelijk' noemt Bisschop de nieuwe toelatingseis. "De student moet een christelijke invulling aan de studententijd willen geven. Geloven hoeft niet per se, maar de student moet er wel mee bezig zijn." [2]
- het alleen en eenzaam zijn
Synoniemen
- [1] eensgezindheid, uniciteit, eenheid, overeenstemming, harmonie, eendrachtigheid
- [2] eenzaamheid
Gangbaarheid
- Het woord enigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'enigheid' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.