elektricien
Nederlands
![](../I/m/Electrician_installing_socket_20160817.jpg)
elektricien aan het werk
Woordafbreking
- elek·tri·cien
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vakman op elektrisch gebied’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1894 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | elektricien | elektriciens |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
elektricien m
- (elektrotechniek) (beroep) vakman die elektrische installaties aanlegt en onderhoudt
Vertalingen
1. vakman op gebied van elektriciteit
|
|
Gangbaarheid
- Het woord elektricien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'elektricien' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.