ecosysteem
Nederlands
Woordafbreking
- eco·sys·teem
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het functionele geheel van een levensgemeenschap’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
- afgeleid van systeem met het voorvoegsel eco-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ecosysteem | ecosystemen |
verkleinwoord | ecosysteempje | ecosysteempjes |
Zelfstandig naamwoord
ecosysteem o
- (biologie) het geheel van alle organismen in een bepaald gebied, hun onderlinge wisselwerkingen en hun leefomgeving
- Onderdeel van een ecosysteem zijn afzonderlijke planten, dieren en micro-organismen en de onderlinge complexen die zij vormen, bijvoorbeeld in de vorm van levensgemeenschappen en populaties.
Vertalingen
1. alle organismen in hun leefomgeving.
Gangbaarheid
- Het woord ecosysteem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ecosysteem' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.