droevig
Nederlands
![](../I/m/Michelangelo's_Piet%C3%A0_Saint_Peter's_Basilica_Vatican_City.jpg)
droevige moeder met haar dode zoon op haar schoot
Woordafbreking
- droe·vig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | droevig | droeviger | droevigst |
verbogen | droevige | droevigere | droevigste |
partitief | droevigs | droevigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
droevig
- verdriet hebbend
- De arts troostte de droevige familie na het overlijden van het jonge kind.
- verdrietig gevoel veroorzakend
- Ik moet altijd huilen bij droevige films.
Bijwoord
droevig
- treurig
- Zijn vertrek stemt ons droevig, maar hij is een vrij mens en kan gaan en staan waar hij wil.'[2]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord droevig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'droevig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- droevig op website: Etymologiebank.nl
- Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 115
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.