dreigen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
dreigen | dreigend |
dreiging |
Woordafbreking
- drei·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dreigen |
dreigde |
gedreigd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
dreigen
- inergatief een bestraffende handeling in het vooruitzicht stellen
- De werknemers dreigden met een staking.
- bang maken
- er zou iets ergs kunnen gebeuren
- Er dreigt een fors onweer.
Vertalingen
1. een bestraffende handeling in het vooruitzicht stellen
Gangbaarheid
- Het woord dreigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dreigen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.