down
Nederlands
Woordafbreking
- down
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘neerslachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1878 [1]
- van het Engels [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | down |
verbogen | |
partitief | downs |
Bijvoeglijk naamwoord
down [3]
- Iemand met een depressie, is meestal ook down.
- (informatica) buiten werking
- Tijdens de de storing van de KPN waren veel informatiediensten down.
- (informatica) omlaag
Antoniemen
- [2,3] up
Hyponiemen
- breakdown, dropdown, showdown
Zelfstandig naamwoord
down m
- (natuurkunde) naam van een van de zes quarks waaruit protonen en neutronen zijn opgebouwd
Gangbaarheid
- Het woord down staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'down' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Engels
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudengelse dun.
Bijvoeglijk naamwoord
down
- gedeprimeerd
- buiten werking
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to down |
he/she/it | downs |
verleden tijd | downed |
voltooid deelwoord |
downed |
onvoltooid deelwoord |
downing |
gebiedende wijs | down |
Zelfstandig naamwoord
- (natuurkunde) naam van een van de zes quarks waaruit protonen en neutronen zijn opgebouwd
Overerving en ontlening
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.