down

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  down    (hulp, bestand)
  • IPA: /dɑun/
Woordafbreking
  • down
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘neerslachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1878 [1]
  • van het Engels [2]
stellend
onverbogen down
verbogen
partitief downs

Bijvoeglijk naamwoord

down [3]

  1. gedeprimeerd, neerslachtig
    • Iemand met een depressie, is meestal ook down. 
  1. (informatica) buiten werking
    • Tijdens de de storing van de KPN waren veel informatiediensten down. 
  1. (informatica) omlaag
Antoniemen
Hyponiemen
  • breakdown, dropdown, showdown
Afgeleide begrippen
  • downbeat, downgraden, downloaden, downloader, downslag, downstemming
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

down m

  1. (natuurkunde) naam van een van de zes quarks waaruit protonen en neutronen zijn opgebouwd
Antoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord down staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • Geluid:  down (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /daʊn/
  • SAMPA: /daUn/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudengelse dun.

Voorzetsel

down

  1. langs

Bijwoord

down

  1. neer, naar beneden

Bijvoeglijk naamwoord

down

  1. gedeprimeerd
  2. buiten werking
vervoeging
onbepaalde wijs to down
he/she/it downs
verleden tijd downed
voltooid
deelwoord
downed
onvoltooid
deelwoord
downing
gebiedende wijs down

Werkwoord

down

  1. neerslagen
  2. doorslikken

Zelfstandig naamwoord

  1. (natuurkunde) naam van een van de zes quarks waaruit protonen en neutronen zijn opgebouwd
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.