dorst
![](../I/m/William-Adolphe_Bouguereau_(1825-1905)_-_Thirst_(1886).jpg)
William-Adolphe Bouguereau (1825-1905) - Dorst (1886)
Nederlands
Woordafbreking
- dorst
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verlangen (naar drinken)’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- afgeleid van dor met het achtervoegsel -st [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dorst | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
dorst m
- behoefte aan iets (meestal aan drinken en in het bijzonder: water).
- Na de lange reis door de woestijn hadden de reizigers veel dorst.
- een groot verlangen hebben naar iets anders dan drinken zoals bijvoorbeeld naar geld, goud en succes
Uitdrukkingen en gezegden
- een appeltje voor de dorst: reserve voor moeilijke tijden
Hyponiemen
- bloeddorst, gelddorst, gouddorst, levensdorst, nadorst, oliedorst, verdorsten
Afgeleide begrippen
- dorstgevoel, dorstkoorts, dorstlessend, dorststaking, dorstverwekkend, dorsten, dorstig, dorstige, dorstlesser, dorstsensor, dorststaker, dorst lessen
29 augustus 2016
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord dorst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dorst' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
(3)
vervoeging van |
---|
durven |
dorst
- enkelvoud verleden tijd van durven
- Ik dorst.
- Jij dorst.
- Hij, zij, het dorst.
- Ik dorst.
- Hij dorst zich daar niet meer te laten zien.
Opmerkingen
- In het noorden is dit woord, als verledentijdsvorm van durven, verouderd, wordt weinig gebruikt en zal door veel mensen niet begrepen worden.
Middelnederlands
Zelfstandig naamwoord
dorst
- dorst; behoefte aan iets (meestal aan drinken en in het bijzonder: water)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.