doorloop

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • door·loop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doorloop doorlopen
verkleinwoord doorloopje doorloopjes

Zelfstandig naamwoord

dóórloop m

  1. het in zijn geheel zonder onderbreking doornemen van een toneel- of muziekstuk.
    • We hebben gisteren een eerste doorloop van het stuk gedaan, waaruit bleek dat er nog veel te verbeteren valt. 
  1. (medisch) diarree
  2. doorgang, gangpad
Hyponiemen
  • benedendoorloop
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
doorlopen

doorlóóp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
    • Ik doorloop. 
  2. gebiedende wijs van doorlopen
    • Doorloop! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
    • Doorloop je? 

Werkwoord

vervoeging van
doorlopen

dóórloop

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
    • ... dat ik dóórloop. 
Opmerkingen

Gangbaarheid

  • Het woord doorloop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.