doorloop
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- door·loop
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van door en loop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doorloop | doorlopen |
verkleinwoord | doorloopje | doorloopjes |
Zelfstandig naamwoord
dóórloop m
- het in zijn geheel zonder onderbreking doornemen van een toneel- of muziekstuk.
Hyponiemen
- benedendoorloop
Afgeleide begrippen
- doorloopbal, doorloopcabine, doorloopkop, doorloopsnelheid, doorlooptijd, doorloper
Werkwoord
vervoeging van |
---|
doorlopen |
dóórloop
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
- ... dat ik dóórloop.
Gangbaarheid
- Het woord doorloop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'doorloop' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.